Home Contact Sitemap familieboom
Hoofdpersonen:
Meer informatie

 

 

 

 

 

Jans en Lucie op bevrijdingsdag (xx augustus 1945)

 

Luijendijk - Lucia Maria (1940-2002)

Jeugd

Lucie werd op 4 november 1940 geboren in Payeti, op het eiland Sumba in Indonesia. Haar ouders waren ruim 8 jaar eerder (in 1932) getrouwd. Lucie was hun eerste en enige kind. Dus zeer gewenst en zeer geliefd.

Lucie was nog geen 2 jaar toen ze door de Japanse bezetter van Nederlands Indi� met haar moeder op transport gesteld werd van het eiland Sumba naar het eiland Sulawesi (toen Celebes genoemd). Aan boord van het schip dat hen vervoerde was moeder Jans niet goed. Iemand anders gaf Lucie te eten. Bij het overboord gooien van etensresten verdween ook het vorkje van Lucie's bestek. Maar in 2002 gebruikte moeder Jans nog steeds het bijbehorende zilveren lepeltje (merk 'Wilkens 90').

Moeder Jans herinnert uit het gevangenenkamp Kampili dat Lucie 's avonds het sterrenbeeld Orion. Lucie zei: "Die sterren zijn vast vriendjes van elkaar, want ze staan altijd bij elkaar".

Moeder Jans was in het kamp verantwoordelijk voor het schoonhouden van een deel van het kampterrein. Ze had daarbij allerlei textielresten verzameld waarvan ze een klein rood-wit-blauw vlaggetje gemaakt had. Ze bevestigde het vlaggetje aan een stokje en stak het in de bamboewand van loods 11. Lucie had het vlaggetje echter ontdekt en stiekem meegenomen naar de kleuterschool. Terwijl Jans over het terrein liep zag Jans plotseling de kinderklas aan komen lopen. Voorop, zwaaiend met het vlaggetje, Lucie. Jans rende er naar toe en pakte haar snel het vlaggtje af. Bang als ze was dat de kampbewakers er erg in zouden krijgen en kwaad zouden worden. Gelukkig trok het incident geen aandacht. Op Bevrijdingsdag mocht het vlaggetje tevoorschijn komenen getoond worden(zie foto links).

Moeder Jans en Lucie (1946)


Tijdens het verblijf in Berkel van juni 1946 tot juni 1948 speelde Lucie graag met Corrie (van der Breggen-)Klapwijk. Piet schreef op 18-9-1947 aan Jans: "Corrie vroeg, of ze (Lucie) bij haar mocht slapen; blijkbaar afgesproken werk, maar ik heb het afgeketst."
Op 20-9 schreef hij: " Ze heeft almaar gezeurd of ze bij Corrie slapen mocht: ik heb het toegestaan voor vanavond en zondagavond, en verder niet. Ik vind het prettig dat ik voor haar zorgen kan, en dan slaapt ze ook wat rustiger. Overigens is 't een praatjesmaker aan tafel, en zou ze gauw alle manieren verleren."

Over Lucie's verjaardag in 1951 schrijft moeder Jans schrijft aan vader Piet, die in Pajeti is: "Lucie en Mada zijn met de meisjes de gasten wegbrengen n.l.. Lina, Lena en Deppie die hier hebben gegeten. 't Is voor Lucie wel een goede dag geworden geloof ik. Tante Willy[1], Tine[2] en Bub[3] hadden zelfs een cadeautje gestuurd en de meisjes hier, en Wahi natuurlijk. 't Kon niet op. Ze was heel erg blij met jou boek. En de pop werd natuurlijk door iedereen bewonderd. Vanmorgen zat ik even met het lastige geval dat de hele kerk kwam feliciteren. 'k Kon onmogelijk uitnodigen te gaan zitten want dan hadden we wel naar de kerk mogen gaan om te zitten. 'k Heb toen alle kinderen hun handjes volgestopt met lekkers en de mensen weg geloodst. 'k Voelde wel dat het niet helemaal in orde was maar ik wist nie3t hoe ik het moest aanpakken om de dag voor de kinderen niet helemaal te bederven. 'k Had namelijk de kumpulan[4] "Imanuel" uitgenodigd op stroop en koekjes. Kana kon niet laten heel gemeen voor alles te bedanken."

Lucie was zowel kritisch als gezagsgetrouw zoals mag blijken uit een brief van januari 1953 aan haar moeder: "Goeroe Lede van Pada heeft eergistermorgen gepreekt. Hij zei dat wij om 3 uur naar catechisatie moeten. Terwijl, toen wij een keer om 3 uur gingen hij pas ging mandiën. We zullen toch maar om 3 uur gaan. Hij moet het zelf maar weten."

Begin 1953, tijdens een periode van afwezigheid van Jans, die in het ziekenhuis in Waikabubak behandeld werd, trok Piet met Lucie op. Hij schreef aan Jans dat hij van een chinees een gedichtenboek van Renee de Clercq gekregen had (waarschijnlijk uit de 'nalatenschap' van een zendingsarbeider, die naar Nederland vertrokken was). Hij meende dat Lucie gevoel voor poëzie had. "Enkele felle Vlaams-nationalistische gedichten spraken haar onmiddellijk toe." Ze hadden het volgens hem samen heel gezellig. Zij las hem veel voor, o.a. van Renee de Clercq. De man bleek de dichter te zijn van verschillende studentenliederen zoals 't schoenmakerke; de gilde viert, de gilde juicht!

Uit een brief van Lucie aan moeder Jans (januari 1953) blijkt zij - hoewel pas 12 jaar - al een zeer zelfstandig persoon te zijn. Zie bijv. wat zij schrijft over het afhandelen van een verzoek van de radja (lokale vorst) om een pan te mogen lenen.

Als haar ouders in 1953 terug gaan naar Sumba en Lucie alleen achterblijft in Nederland, bij de familie Berg-Miedema, heeft Lucie het niet gemakkelijk. In de brief van moeder Jans van 8 september 1953 (?) gaat ze in op Lucie's minderwaardig-heidsgevoelens (Lucie voelt zich bijvoorbeeld sterk de mindere van Anneke Berg): "Ik kan me ook zo goed jou gevoel voorstellen als je je naast Anneke moet handhaven. Eigenlijk is het een beetje een teleurstelling voor me dat je daar nog helemaal niet overheen bent. Ik had gehoopt dat je juist door de omgang met die vlotte Bergjes zelf ook een beetje meer flair zou opdoen. Maar ik merk dat je nog niet veel veranderd bent. Lieve schat, je hebt het van geen vreemde. Papa en ik, wij allebei, kennen dat zo goed. We zijn het nog niet helemaal kwijt, maar je moet er tegen vechten. ... Heus, lieve schat je moet jezelf niet te min achten. Maar probeer je te geven zo als je bent. ... Weet je dat ik soms dacht: Straks is Lucie zo veranderd dat ze niet meer bij ons past, maar ik merk nu dat ik daar niet bang voor behoef te zijn. En dat troost me toch ook weer een beetje, hoewel ik het je graag zou gunnen, als je wat vrijer en gemakkelijker zou kunnen bewegen dan ik altijd heb gedaan. "

Toch heeft ze het heel goed bij de familie Berg. Uit Lucie's brieven aan haar ouders spreekt grote waardering voor Oom Jelle en tante Eppie. Na haar ouders zijn dit de liefste mensen die ze kent, schrijft ze in 1956.

In de vakanties bezoekt ze haar familie in Apeldoorn (Opa en Oma Luijendijk, alsook Tante Gre Minekus-Luijendijk met haar kinderen) of in Berkel (Oom Jas en Tante Ant Klapwijk, alsook Oom Jaap en Tante Mien van Etten). Ook gaat ze wel bij Sumba-families op bezoek (bijv. Miep Blom en haar kinderen). In twee zomervakanties neemt ze deel aan NCSV-kampen. De Kerstbijeenkomsten voor 'zendingskinderen' op het Zendingscentrum in Baarn (zie deelnemerslijst)  zijn hoogtepunten.

Herinnering van Lucie (juni 2002): Duiven associeer ik met Apeldoorn (Opa); zeemeeuwen met Cornwall.

[1] Willy Kuiper, vrouw van zendingsarts Kuiper
[2] Tine Miedema, onderwijzeres? in zendingsdienst
[3] Bub Brouwer, verpleegkundige in zendingsdienst
[4] groep, club, vereniging