Home Contact Sitemap familieboom
Terug naar de vorige pagina
 

Meer informatie
 

Onderstaande brieven van Johannes Hendrik Dulfer (1912-1982) aan zijn echtgenote Ali Dulfer-Ploeg werden geschreven na zijn aankomst in Zweden op 2 mei 1945. Zijn roepnaam was Henk.

De brieven zijn genummerd van 1 tot 9. Brief 8 ontbreekt. De eerste 3 brieven zijn met de hand geschreven; de andere brieven zijn met een typemachine geschreven.

Henk verbleef vanaf 8 (?) september 1944 in het concentratiekamp Sachsenhausen. Op 21 april 1945 werd het kamp bij de nadering van het Russische leger ontruimd. De gevangenen werden door de S.S. gedwongen naar het Westen te lopen (de zogenaamde "dodenmars"). Op 28 april 1945 werd Henk in het bos van Beelow vrijgelaten. Hij slaagde erin via de haven Lübeck naar Zweden te ontkomen.

Hieronder volgt de tekst van de brieven. (Door het aanklikken van een link in onderstaande lijst brieven kan meteen naar de betreffende brief gesprongen worden.)

Lijst brieven:
Brief 1 (4 mei 1945)
Brief 2 (5 mei 1945)
Brief 3 (6 mei 1945)
Brief 4 (9 mei 1945)
Brief 5 (10 mei 1945)
Brief 6 (11 mei 1945)
Brief 7 (13 mei 1945)
Brief 8
Brief 9 (17 mei 1945)

* * * *

No 1 (handgeschreven)

Trelleborg, 4.5.1945

(Zweden)

Lieve Alie, Gode zij dank kan ik je eindelijk na zooveel maanden een levensteeken doen toekomen. Na mijn overhaast vertrek uit Vught ben ik enkele dagen later in Sachsenhausen aangekomen. Over het algemeen heb ik het er niet slecht gehad. 'k Heb eerst enkele maanden gewerkt op de "Politische Abteilung" en kwam op 1 Dec. 44 bij de "Kas", waar ik werkzaam bleef tot 21 April j.l. toen het kamp plotseling ontruimd werd en ik na een zware tocht van 4 dagen arriveerde op het landgoed Beelow ten Noorden van Wittstock. De toestand hier is niet te beschrijven. Aangezien er geen eten was ging men er toe over de gevangenen te ontslaan. Eerst de Duitschers, daarna de andere nationaliteiten. Ik was de eerste Hollander die, waarschijnlijk omdat de leider der Politische Abteiling mij kende, ontslagen werd. Ik moest mij melden bij de Gestapo in Hamburg (± 200 km van het kamp verwijderd). Twee uur nadat ik het kamp al wandelende verlaten had passeerde mij een autocolonne van het Internationale Roode Kruis. Deze ging zieke gevangenen halen in Neu-Brandenburg. Ik mocht meerijden ('t was 28 april) en reed daar dwars door het Russische front; de stad zelf stond in vlammen. Op 29 April kwam ik in Lübeck aan. 'k Heb daar met het Internationale Roode Kruis, het Zweedsche en de Y.M.C.A. contact gehad, zoodat ik hopen mag dat ook de andere Nederlanders afdoende geholpen worden. Op 30/4 ben ik per boot naar Zweden vertrokken waar we allerhartelijkst ontvangen zijn. Het verlangen naar jou en de kinderen is zeer groot. Toch zal het nog wel enkele maanden duren voor de Nederlanders naar het Vaderland mogen vertrekken. Gelukkig kunnen we elkaar nu weer schrijven. 'k Heb groote zorg dat meerderen van onze familieleden niet meer in leven zijn. 't Is een onbestemd gevoel, maar ik kan het niet van me afzetten. Schrijf spoedig. Adres: J.H.Dulfer, Registration Number S 002241 N Scan, Netherlands Camp, Göteborg, Sweden. Stuur ook een brief met nummer als boven aan het Nederlandsch Gezantschap in Stockholm met verzoek om doorzending. Het kan namelijk zijn dat ik naar een andere plaats ga.

Ik ben wat verzwakt, maar voel me goed. We worden hier vet gemest. 't Is me nog onbegrijpelijk dat ik aan deze Duitsche hel ben ontsnapt. De Heere zorgt! Hoe wonderlijk zijn Zijn wegen. Honderden zijn gestorven! En mij spaarde Hij!

Braafhart is na een ziekte van twee dagen op 20 Jan. aan nekkramp gestorven. Hij was op een buitenkommando. Het laatst sprak ik hem op 1 October '44. Lieveling 'k hoop elke dag te schrijven en nummer mijn brieven. Doe jij het ook. Indien mogelijk zend een telegram dat alles wel is. Mijn lieve lieve schat, een nieuwe tijd ligt voor ons. Zegene de Heere ons verder en geve Hij ons getrouwheid. Veel kussen voor jou en de kinderen. Je Henk.

terug naar begin

* * * *

No 2 (handgeschreven)

Trelleborg, 5 Mei 1945

Allerliefste vrouw en kinderen, 't Is 6 uur in de morgen. Ik ben vroeg wakker en mijn gedachten zijn thuis. Zoals ik reeds schreef ben ik na mijn plotselinge vrijlating op 28/4 enkele dagen later door de goede zorgen van het Roode Kruis in Trelleborg (zweden) aangekomen. Ik ben hier met nog met 400 vluchtelingen van andere nationaliteiten ondergebracht in een schoolgebouw waar we in quarantaine liggen. Bij aankomst kregen we een heerlijk bed dat na de 10 dagen van verschrikkingen, waarin ik mijn kleeren niet had uitgehad, een ware verkwikking was. Mijn eigen kleeren waren in Febr. wegens het dringende Russische gevaar naar Bergen-Belsen bij Hannover gestuurd en zijn of in handen der Amerikanen of door de krijgshandelingen verloren gegaan. Hetzelfde is het geval met mijn dingen van waarde (ringen, horloge). De zorgen die men hier voor ons heeft zijn beschamend. Ons eten is van de beste kwaliteit en ingesteld op zwakke magen. Krijgen veel melk en eten witbrood. Alles in schrijnende tegenstelling met de toestand in het vaderland.

Gisteren heb ik een gedeelte van mijn nieuwe kleeding ontvangen: een nieuw bruin colbert costuum, dito winterjas, schoenen, sokken, in het kort alles wat tot een mannenuitrusting behoort. Een vriendelijke dame van het Nederlandsch Gezantschap zond me een prima pullover. Iedereen is vriendelijk voor ons. Van snauwen en grauwen, zoals in Duitschland is geen sprake en telkens moet ik het me weer realiseeren, dat ik nu toch werkelijk vrij ben. Zoojuist heb ik vernomen dat Nederland door de Duitschers verlaten wordt. Gode zij dank. Na 5 jaar weer onder Oranje. Hopelijk wordt het met de voedselpositie nu ook weldra beter. Schrijf me veel over jou en de kinderen. Alle nog gezond? Lievelingen als Papa thuis komt brengt hij zeker wat moois voor jullie mee. O, o, wat zal dat een plezier zijn: allen weer bij elkaar. Het feit dat Ede zoo in de frontlinie heeft gelegen doet me soms het ergste vreezen. De Heere maakt het wel. Ik mag geen zorgen hebben voor de tijd. Is er iets bekend over Cees Boodt? Hij ging op 2 Febr 45 met alle geestelijken naar Bergen-Belsen. Ook Telders verliet me toen. We bleven maar met enkele honderden Nederlanders over. Schrijf omgaand aan het Ned. Gezantschap (Dutch Embassy), Stockholm. Mijn nummer is S 002241 N.Scan. Hartelijke groeten aan alle bekenden. Veel zoenen. Je Henk.


terug naar begin

* * * *


No 3 (handgeschreven)

Trelleborg, 6 Mei 1945

Liefste Vrouw, Er is zooveel te vertellen, dat ik bijna niet weet waar ik moet beginnen. 't Lijkt me het beste aan te vangen met begin September 44 toen ik mijn laatste brief aan jou verzonden had en we in Vught in de vaste overtuiging leefden dat we binnen enkele dagen door de Amerikanen zouden worden bevrijd. Helaas stopte hun offensief en nadat wij de gansche morgen van de 5de September op de appelplaats hadden gestaan, menende dat de Duitschers geen gelegenheid zouden hebben ons nog te vervoeren werden we plotseling om half twee met 80 man in een veewagen gestopt. Een verschrikkelijke tocht van 64 uur bijna zonder eten en drinken. Meer dood dan levend kwamen we, bibberend van de kou in onze zebrapakjes, Vrijdagsmorgens in Sachsenhausen aan. De volgende dag gingen we naar een groote fabriek van Heinkel in Gennensdorf (?), ongeveer 10 km verder. De ligging daar, in een groote hal (± 4000 gevangenen) was zeer slecht. 's Nachts was er telkens luchtalarm en moesten we ons verstoppen in een bosch waar we dan lagen te bibberen van de kou. 's Vrijdags d.a.v. de eerste 500 man, waartoe Braafhart en ik behoorden naar Rathenau waar we zouden gaan werken in een vliegtuigfabriek. Daar het hier een geheel nieuw arbeidskamp betrof en er nogal wat administratieve arbeid was, kon ik me de eerste dagen op het "kampbureau" drukken en bleef van fabrieksarbeid verschoond. Toen het zoover was dat ook ik daarheen moest (na een week) kwam er een onderofficier uit Sachsenhausen me ophalen met de mededeling dat ik daar te werk gesteld zou worden in mijn oude baan n.l. bij de Kassa, hetgeen me uitermate zeer verblijdde. De toestand in Rathenau was n.l. zeer slecht. Ligging slecht: 1 deken. Eten veel te weinig. Opstaan om 4 uur. Werken van 6-18 uur. Hetgeen ik later gehoord heb heeft me versterkt in de overtuiging dat het een zegen des Heeren geweest is dat Hij me daar niet heeft laten blijven. Velen zijn daar gestorven aan ondervoeding o.a. Ir Drenth, een Geref. broeder uit Groningen, even oud als ik, vader van drie kinderen. Een volgende maal meer over mijn ervaringen.

In Trelleborg hebben we het goed. We liggen in een groot schoolgebouw met 24 man in een lokaal. De verzorging is prima. Een bruin costuum gekregen dito schoenen sokken winterjas enz Van een vriendelijke dame van het consulaat een pullover. Helaas heb ik sinds een paar dagen last van diarrhee. Maar dat zal wel overgaan. 'k Voel me van dag tot dag aansterken. Ik assisteer momenteel 5 Zweedsche en Noorsche artsen als tolk voor Fransch en Engelsch. Lach niet!! 't Gaat prima. 'k Heb hier een Engelsch vliegerofficier, die uit krijgsgevangenschap is gevlucht, als vriend. Zeer interessant. Een aardige man van 33 jaar. Hij is 2 jaar geleden boven Akkrum neergeschoten. Lieveling de postverbinding is nog niet heelemaal in orde. Ik bewaar mijn brieven dus tot er gelegenheid is ze te verzenden. Gode met al de mijnen bevolen. Innig gekust. En vele groeten. Dag lieve kinderen! Zijn jullie ook zoo blij als Papa. Daag. 'k Hoop dat we spoedig naar huis gaan. Je Henk.

terug naar begin

* * * *

Nr. 4

Trelleborg, 9 Mei 1945

Lieve Ali, Ja dat is me wat, een brief per machine. Je moet weten, dat ik op het oogenblik zoo druk ben, dat ik vanwege de snelheid de machine te hulp heb geroepen. Vanwege de goede berichten, die ik je kan zenden zal ook deze brief zeker welkom zijn.

Het gaat heel goed met me. De eerste dagen heb ik last van mijn ingewanden gehad, maar er zijn hier zooveel vriendelijke menschen, dat ik al spoedig de noodige geneesmiddelen (drooge rijst, rijstwater en drooge cakes) had ontvangen. Mijn krachten komen meer en meer terug en daarmede stijgt ook het verlangen, naar huis terug te keeren. We zullen beiden nog eenigen tijd geduld moeten hebben en ik hoop, dat je sterk zult zijn ook deze laatste maanden van scheiding. Het verschrikkelijke van in zoo langen tijd niets van elkaar te hooren is nu voorbij en als je wilt kunt je elke dag of anders iedere twee dagen wel gelegenheid vinden mij een woordje te doen toekomen. Bij de overhaaste vlucht uit Vught zijn al mijn foto's daar achter gebleven. Je begrijpt dat ik dus in de eerste plaats prijs stel op een tweede exemplaar van de familiefoto die ik indertijd in Juli 44 van jou ontving.

Om nu verder te gaan met het verslag van mijn ervaringen gedurende het laatste jaar: Toen ik vanuit Rathenow weer in Sachsenhausen aankwam bleek mij, dat mijn oude chef uit 's-Hertogenbosch, die, zooals je ook wel van Cleveringa zult hebben gehoord steeds zeer goed voor mij is geweest, in Sachsenhausen was aangekomen met het geld en de waardeartikelen der gevangenen. Hij heeft zijn oude commando (Telders, Rooseboom van de K.N.A.C. en mij) toen bij elkaar getrommeld en wij zijn ongeveer drie weken bezig geweest om alles over te dragen. Toen dit werk beeindigd was zijn we, opnieuw door bemiddeling van Van Eisenstein, op de Politische Abteilung te werk gesteld, waar we zeer interressant werk te doen hadden (of beter gezegd: we zochten het zelf op. We mochten n.l. geen actes inkijken, maar deden dat zooveel als mogelijk was en kregen daardoor een prachtige kijk op de "rechtvaardigheid" van de justitie in het Derde Rijk).

De chef van de kassa in Sachsenhausen had ook gehoord, dat wij in Holland bij de Geldverwaltung gewerkt hadden en deze begon na enkele weken reeds pogingen in het werk te stellen, ons op zijn afdeeling te krijgen. Dit ging zoover, dat van verschillende kanten aan ons werd getrokken en wij bijna hoogmoedig zouden worden en zeggen we zijn onmisbaar. Het eind van het liedje was, dat Rooseboom en ik per 1 December naar de Kassa werden overgeplaatst. Hoewel ik er aanvankelijk weinig zin in had, beviel het me er prima. Een voordeel van dit commando was, dat ik er zooveel kleeren kon krijgen als ik wilde. Niet alleen was ik daardoor zelf goed gekleed, maar ik heb ook tientallen andere Nederlanders, die bijna in lompen liepen goede diensten kunnen bewijzen en hen beter kunnen kleeden. Rooseboom werd begin Februari ontslagen en Telders werd, waarschijnlijk geheel onschuldig in een lagerintrigue verwikkeld, waardoor hij in een afzonderingsblok kwam en na enkele dagen op transport gesteld werd naar Bergen-Belsen bij Hannover. Ik heb hem na goedendag gewuifd, doen hij vertrok. Zijn geestelijke en lichamelijke toestand was toen prima. Later heb ik vernomen, dat hij geheel vrijuit ging en ook geen straf heeft ontvangen.

Het was in dezen tijd, dat het groote offensief der Russen ons aller aandacht in beslag nam. Het ging zoo snel, dat de kampleiding besloot een gedeelte van de gevangen naar andere kampen over te brengen. Alle predikanten gingen naar Bergen-Belsen, anderen naar Buchenwald en Mauthausen. Zelf had ik gaarne meegegaan naar eerstgenoemde plaats, omdat ook Cees Boodt daarheen ging en ik daar maar ongeveer 200 km van de Nederlandsch-Duitsche grens verwijderd zou zijn. Mijn chef wilde mij echter niet laten gaan, hoewel ik er hem meermalen met nadruk om heb gevraagd. Wij verlaten als laatsten dit kamp voegde hij mij toe. Je kunt begrijpen, dat dit mij niet erg aanlokte. Achteraf heb ik in dit alles zeer duidelijk Gods bewarende trouw gezien. Bergen-Belsen is vreeselijk geteisterd door een typhus epidemie waarvan, volgens oncontroleerbare mededeelingen, tienduizenden gevangenen het slachtoffer zijn geworden.

In Hilversum konden we toen pas een ochtendblad koopen !), zoo beheerschte deze slagzin ook thans, zij het in andere zin, ons aller gedachten. Allerlei geruchten deden de ronde in het kamp. Onze conclusie was, dat men ons niet meer zou wegvoeren, te meer niet toen ongeveer half April Duitschland in tweeen was gesplitst en een transport naar het Zuiden niet meer mogelijk kon worden geacht. Het was in deze dagen, dat tal van buitencommandos, die dus elders te werk gesteld waren, in het kamp terugkeerden.

Onder degenen die daar toen ook aankwam was Co Veenstra. Hij zag er goed uit en was zeer opgewekt. Hij is later met ons meegemarcheerd naar het landgoed Beelow ten Noorden van Wittstock en was daar nog, toen ik op 28 April ontslagen werd. In de laatste weken voor ons vertrek zijn de om het kamp liggende fabrieksgebouwen, waar de gevangenen voor een groot gedeelte te werk waren gesteld meermalen door de Amerikanen gebombardeerd. Hoewel hierbij een aantal slachtoffers viel, waarvoor natuurlijk alleen de Duitschers aansprakelijk kunnen worden gesteld, omdat zij deze gevangenen in de oorlogsindustrie te werk stelden, werd het kamp zelf niet door explosieve bommen getroffen. Toch was het bombardement in onze onmiddellijke omgeving zoo zwaar, dat ik na een kort gebed toch volkomen met het leven had afgerekend en niet anders verwachte dan dat binnen enkele seconden ook onze barak aan de aanval ten prooi zou vallen. Maar Gode zij dank, er werd zoo precies gemikt dat wij gespaard bleven. Brandbommen zetten in het kamp eenige barakken in brand, maar dit eischte geen slachtoffers. Een brandbom viel op een halve meter van een vriend van mij zonder letsel te veroorzaken.

Was ik vroeger nooit onrustig als er luchtaanvallen waren, na dit bombardement was dat veranderd, en kon ik des nachts niet rustig slapen als er vliegtuigen overkwamen. Gelukkig waren dit de laatste weken en heeft dit mij geen schade gedaan. Maar als ik je vertel, dat we van Kerstmis tot half Februari iederen nacht en ook meermalen des daags luchtalarm hadden en de vliegtuigen ons bij honderden en nog eens honderden passeerden dan kun je je wel voorstellen hoe gelukkig het was dat deze geschetste nervositeit eerst in de laatste weken optrad. Het eerste bombardement was op Jaap zijn verjaardag, zoodat ik dit wel nimmer zal kunnen vergeten, het tweede op10 April en tien dagen later werd het nog eens dunnetjes overgedaan.

Schrijf me spoedig of er al iets bekend is over het lot van Cees Boodt. Mocht hij reeds thuis zijn (Wim van Es zal dat wel weten), vraag dan of hij mij spoedig schrijft. We waren als David en Jonathan en ik heb het er zeer moeilijk mee gehad toen hij me ging verlaten. We wandelden elken avond samen een half uurtje en waren als twee broers die volkomen op elkander ingesteld waren. Nimmer in mijn leven heb ik kunnen beseffen, wat ware vriendschap beteekent. In ons gewone doen had ik jou en kon bij jou komen met alle moeilijkheden en vrolijkheden. Ik ben een mensch voor de gemeenschap en geen individualist, die geheel alleen zijn weg wel vindt. Gisteren heb ik een brief geschreven aan de Directie. 'k Hoop dat ze inmiddels is aangekomen. Tot dusver worden onze brieven meegenomen naar het gezantschap in Stockholm en vandaar verzonden. Ik hoop dat het binnen enkele dagen zoover is dat we onze post rechtstreeks kunnen versturen.

Mijn kinderen ben ik geheel ontwend en ik kan haast geen woorden vinden waar ze wat aan hebben. Kus ze hartelijk van me. Spreek veel over me en vertel ze dat ik erg naar hen verlang en hen gauw op mijn knie hoop te kunnen zetten. Wat zullen ze al groot geworden zijn. Licht me ook zoo spoedig mogelijk in over alle familieleden. Wat zullen ze het Amsterdam zwaar hebben gehad. Vooral voor onze Ouders en broers en zusters die kinderen hebben is het een zware tijd geweest. Hoe heerlijk is het dat we ons, zelfs in de moeilijkste oogenblikken veilig hebben geweten aan 's Vaders hand.

Lieveling veel kussen voor jou en de kleintjes Je

HENK

terug naar begin

* * * *

Nr. 5

Trelleborg, 10 Mei 1945

Hemelvaartsdag

Lieve Ali en kinderen,

10 Mei! Wat een herinneringen roept deze datum bij mij op. 1940 : 's Nachts veel vliegtuigen in de lucht. Half vijf reeds op straat. Radio: luchtlandingstroepen overal. Rede van Hare Majesteit. Nederland in staat van oorlog met Duitschland. Co de Nooij maakt zich gereed voor het front. We maken een schuilloopgraaf. Kanongebulder alom. Met Gerard schuilen we onder de trap. En dan avonds in het schemerdonker de intocht van onze onderdrukkers, sluipend langs de huizen. Hoe groot waren onze zorgen. En toch hoe klein in vergelijking met die welke in latere jaren ons vervulden.

En nu weer 10 Mei. Vijf jaren later. Vrede daalde over Europa. De onderdrukker totaal verslagen, zoowel militair als economisch. Een reden tot vreugde en dankbaarheid. Maar anderzijds welk een golf van verschrikking en verwoesting is over ons zoo dierbare Nederland gegaan. Duizenden en duizenden hebben de dag van Neerlands herrijzenis niet beleefd, maar zijn gevallen voor de goede zaak.

Gisteren kreeg ik de "Fakkel", het officieel orgaan van het Nederlandsch Gezantschap in Stockholm, in handen, waarin de laatste berichten over Nederland vermeld stonden. Ik las daarin dat Ede op 20 April bevrijd werd en uit andere mededelingen meen ik de conclusie te mogen trekken, dat Ede niet al te zwaar getroffen is.

Naar de berichten over andere plaatsen en de beschrijving van de toestand in het tot voor kort bezette gebied waren zoo somber, dat de tranen me in de oogen gekomen bij het lezen van al deze ellende. Hoe sterk is het verlangen naar huis, waar ik nu beter op zijn plaats ben dan hier. Maar kom, laten we daarover nog maar niet te veel denken en rustig afwachten tot de tijd van ons vertrek is aan gebroken. Onze consul vertelde ons, dat voorloopig alle scheepsruimte ter beschikking van het levensmiddelenvervoer moet zijn. En als men dat weet kan men het ook billijken dat wij hier voorloopig moeten blijven. Toch hoop ik, dat de belofte destijds gedaan, dat politieke gevangenen het eerste naar huis vervoerd zullen worden, ook wordt ingelost.

Ik zal je nu wat vertellen van de eerste uren van onze scheiding. "t Was ongeveer vijf uur in den middag van de 5de November 1942, dat ik Mevrouw ? (door Moeder is hier de naam "v.d. Brink" ingevuld) op ons kantoor geholpen had bij het telefoneeren naar haar zoon, die Directeur is van de melkfabriek "De Hoop" in Bennekom. Ik liet haar uit en tegelijk kwamen twee heeren aangeloopen, waarvan een in het Nederlandsch aan mij vroeg, of de heer Dulfer aanwezig was. Op mijn antwoord dat ik dat was verzocht hij mij even naar buiten komen. Het eerste wat daarna gezegd werd was: wir willen in Ihrem Haus sein". Wij zijn van de Duitsche politie. Ik antwoordde, dat iedereen dat wel kon zeggen en dat ik gaarne wenschte dat zij zich legitimeerden. Direct daarop trok de ander een revolver en zeide: Wenn Sie Lärm machen sterben Sie sofort an Bleivergiftung. Ik liet me daardoor niet van de wijs brengen en eischte op luiden toon dat zij zich zouden legitimeeren. Ik deed dat daarom, te meer, omdat ik wist dat de heeren de Nooij in de buurt waren en zij in ieder geval moesten weten, dat ik door de Gestapo werd gearresteerd. Inderdaad hoorden zij ons dispuut, kwamen naderbij, maar werden onmiddellijk. weggezonden. Ondertusschen trok de Duitscher, het was mijn latere "Sachbearbeiter" A f f 1 e r b a c h zijn penning, waarop ik las "Sicherheitspolizei Haag". Ik wist nu voldoende en had niet andere te doen dan ze in ons huis te laten. Wij gingen naar de achterkamer en zij gaven mij opdracht de gordijnen te sluiten. Ik had mijn portefeuille in de zak, met verschillende bezwarende brieven. Het flitste me door het brein dat ik deze tot elken prijs moest kwijtraken, maar waar ? De eenige oplossing was hem op een bijzettafeltje leggen, dat dezelfde kleur had als de portefeuille.

Niemand bemerkte het. Toen ik de gordijnen gesloten had vroegen zij mij mijn zakken te ledigen en mijn portefeuille aan hen te overhandigen. Op mijn antwoord dat ik deze niet had waren zij verbaasd en boos. Ik hield echter vol en zij gingen over tot de vraag of ik wel eens vreemde personen te logeeren had. Ik zeide een groote familie- en vriendenkring te hebben en meermalen gasten te hebben. Zij vroegen naar namen en bijzonderheden. De naam die zij wenschten te weten was er natuurlijk niet bij. Boeken werden uit de kast genomen en doorgebladerd. Schimp- scheuten werden afgegeven, omdat er Calvinistische en Oranjelectuur gevonden werd. Toen werd ons huis doorzocht. Eerst de salon. Het boekenkastje werd van onder tot boven nagekeken en de aanwezige brieven ingekeken. Gelukkig hadden we juist enkele dagen te voren de meeste brieven verbrand. Kun je je nog herinneren? Op slaapkamer werden de spaarbankboekjes in beslag genomen. Hoe kwam ik aan zooveel geld? Je weet hoeveel het was ! En dat het alles was, behalve veel !

Yke Mary had zich bloot gewoeld en die kon ik onder de bedrijven door nog even onderstoppen. Toen gingen we naar Gerard's kamer en werd onze zeep en kleedingvoorraad onder de loupe genomen. Dat was ook al te veel. De hutkoffer werd gein- specteerd en alle muren werden beklopt of er toch geen geheime zender of iets van dien aard te vinden was. Ondertusschen kwam Jaap al brullende de trap opklimmen roepende "Papa. papa. Ik daalde halverwege de trap af en Afflerbach stond boven de revolver op mij gericht. Ik gaf Jaap aan het dienstmeisje over en een oogenblik heb ik er nog aan gedacht om te vluchten. Maar het gevaar voor Jaap, die aanwezig was deed me hier van afzien en wij gingen met zijn drieen weer naar beneden.

Ik stelde voor in de salon de blijven, opdat het daar warm was en ik zoo mogelijk wilde voorkomen, dat de achterkamer opnieuw werd geinspecteerd. Maar ze wilden beslist naar deze kamer terug en toen begon het lieve leven. Alles werd onderstboven gekeerd en plotseling ontdekten ze ook mijn portefeuille. Daarin zaten twee brieven die ik twee dagen tevoren in Harderwijk van de heer Knol had gekregen om ze of aan Gerrit door te geven of ze zelf in Utrecht aan zijn bedrijf af te geven aan zijn boekhouder en bedrijfsleider. Voorts was er de briefkaart van Henk de Jonge uit Cadiz, een brief Vaandrager uit Stanislau en een mededeeling over de toestand in Nederlandsch Oost Indie die ik juist dien middag ontvangen had van den Heer Boeree. De brieven van Oom Jan waren niet onderteekend en ik zeide ze in de trein gevonden te hebben. Ze geloofden dit niet. Zeiden dat ik vele dingen op mijn geweten had en dat ze er wel achter zouden komen van wie deze brieven waren.

Ik moest me aankleeden en we verlieten het huis, nadat ik eerst nog gevraagd had Jaap goedendag te mogen zeggen hetgeen geweigerd werd. Ik riep heel hard "Daag Jaapje". Het laatste wat ik van hem, hoorde was een erbarmelijk gebrul, wat me nog dagen later in de ooren klonk. De auto vertrok om kwart voor zes in de richting Arnhem. We draaiden de SS-kazerne in en Afflerbach stapte uit.

Eenige oogenblikken later keerde hij met een heer terug, die ook in onze wagen moest plaats nemen. Tot mijn groote schrik bleek mij, dat het Vader was. Van onze gemeenschappelijke reis naar de Scheveningsche gevangenis heb je het noodige gehoord. Ik werd na een kort verhoor, waarin mij o.a. werd toegevoegd: "Denken

Sie an Ihre Kinder ! Was haben die Kinder wenn sie keinen Vater mehr haben" in een cel gesloten, zonder dekens, waar het erg koud was. Ik was erg rustig, heb gebeden en al onze gemeenschappelijke nooden aan onze trouwen hemelschen Vader opgedragen. Ik ben toen op mijn brits gekropen en heb heerlijk geslapen tot ik den volgenden morgen door veel gedruisch, veroorzaakt door het gereedmaken van een groot transport gevangenen, gewekt.

Eten kreeg ik niet en de heerlijke opgebakken aardappelen, waarvan we op Lien haar verjaardag zoo gesmuld hadden, waren inmiddels reeds verteerd. Om ongeveer twaalf uur ging mijn celdeur open en moest ik er uit komen en op de gang wachten.

Enkele meters van mij af werd een andere cel geopend en daaruit kwam Vader. Hij had geen erg in mij, maar ik zag hoe hij op de bekende wijze de gleuf in zijn hoed controleerde en werd weggebracht. De laatste keer dat ik Vader zag. Eenige oogenblikken later werd ik naar een nadere gang gebracht en op de B-vleugel in cel 418 geplaatst. Tegelijkertijd kreeg ik een pannetje met eten. Aardappels met peentjes. Heerlijk was het. Zoo heerlijk, dat een gevoel van groote dankbaarheid bij me boven kwam. 's Avonds om ongeveer 7 uur, ik sliep al, werd ik uit mijn bed gehaald en moest bij de wacht komen. Ik wachtte en wachtte maar er gebeurde niets, totdat ik opeens weer naar mijn cel moest. Ik sliep weldra in, maar om negen uur werd ik er opnieuw uitgehaald en toen wachtte Afflerbach mij op, die me de boeien aandeed en per auto naar zijn kamer bracht op het Binnenhof.

Hier ben ik tot 3 uur verhoord over tal van zaken. Teveel om thans allemaal te vertellen. De hoofdzaak was dat ze wilden weten van wie die brieven waren en of er bij ons ook een zekere mijnheer gelogeerd had, waarvan ze de naam noemden, maar die me op het oogenblik niet te binnen wil schieten. Afflerbach zeide dat hij jou ook had opgehaald en de foto van Gerard plaatste hij voor me en telkens wees hij op hem en zeide "denk toch aan Uw vrouw en kinderen". Het feit dat jij ook gearresteerd zou zijn deed me nog weer op mijn hoede zijn en ik besloot tot elken prijs het geven van inlichtingen te weigeren, omdat ik niet wist wat jij verklaard had. Hij werd zoo boos op me, dat de vuisten er aan te pas kwamen en hij mij verschillende stompen toediende. Toen ik een harde vuistslag ontving kwam de naam "Moeder" me over de lippen. Ik heb me daarover later vaak verwonderd.

Ik geloof dat het een bewijs is voor het feit van de intense invloed die moederliefde en moederzorg op het leven van een schepsel uitoefent. Toen was het ook afgelopen en doodvermoeid werd ik, geboeid, weer naar mijn cel terug gebracht, waarop het bordje "Einzelhaft" werd geplaatst. Ik was op en mijn lichaam deed me op verschillende plaatsen pijn. Toch sliep ik weldra in. Ik moest al tamelijk vroeg weer opstaan en toen brak de eerste dag van het geheel alleen zijn aan.

De verschrikkingen van het steeds alleen zijn, zonder bijbel of andere lectuur, zonder ooit iemand te spreken kan ik je niet schetsen. Het is het ergste wat ik heb meegemaakt. Zes maanden alleen zijn met als eenige afleiding driemaal per dag wat eten toegegooid of geschoven door een luikje is meer dan je zou meenen dat een mensch kan verdragen. Maar de Heere heeft mij door geholpen. Mijn gebeds- en geloofsleven is er versterkt en hoewel met vallen en opstaan heb ik toch eindelijk alles in 's Heeren handen kunnen geven. Het heeft veel strijd en moeite gekost. En ik heb wel eens besluiten genomen, die meer er op uit waren me zelf uit de nood te helpen, dan dat de grootste drijfveer was "het gaat om de eere Gods". Een volgende maal meer over mijn gevangenisleven.

Wil je me eens schrijven hoe het met je financien is gesteld. Je zult wel aan dingen gebrek hebben. Wellicht kun je mee een lijstje zenden en eventueel geld, opdat ik gelegenheid hebben het hier in Zweden op de kop te tikken. 't Is hier niet goedkoop, maar de meeste dingen zijn nog te krijgen en ook in goede kwaliteit. Ik stel me zoo voor, dat stof voor kleeding voor jou en de kinderen wel in de eerste plaats in aanmerking komt. Schrijf voorloopig steeds aan het Nederlandsch Gezantschap in Stockholm onder mijn nummer S 002241 Scan. Het gaat mij goed, elken dag beter. Weest met al de onzen Gode bevolen. Hartelijke groeten en een dikke zoen voor jou, Gerard, Jaap Yke Marij, van

je

Henk

terug naar begin

* * * *

Nr. 6

Trelleborg, 11 Mei 1945.

Lieve Ali,

Nadat we gisteren een koude Hemelvaartsdag beleefden straalt heerlijke lentezon heden weer aan den hemel en begint het hier ook langzamerhand lente te worden. De boomen en bloemen beginnen te groenen en het verlangen om nu ook eens buiten het hek van ons overigens mooie schoolgebouw te kunnen wandelen is wel heel groot. Gelukkig nadert het einde van onze quarantaine-tijd en zullen wij waarschijnlijk in den loop van de komende week naar een kamp bij Göteborg worden overgebracht, waar we zeer zeker een grootere bewegingsvrijheid zullen genieten dan hier.

Mijn Engelsche vriend, de vlieger-luitenant S e m p e r is gisteren naar een kamp bij Malmö afgereisd en zal wel spoedig naar Engeland gaan. Hij is een aardige man van mijn leeftijd en het spijt me, dat hij vertrokken is. In 1943 is hij op een vlucht naar Duitschland boven Akkrum neergeschoten. In April van dit jaar is hij uit een krijgsgevangenenkamp in Duitschland ontvlucht en tegelijk met mij uit Lübeck in Trelleborg aangekomen.

Over het algemeen is het aantal hier ondergebrachte Nederlanders niet van het genre waar ik gaarne mee omga. Er zijn vele vrijwillig naar Duitschland afgereisde personen bij wier jargon een ander is, dan het onze.

Er is ook een gereformeerd predikant meegekomen, Ds Krijger uit Oostwold (Oldambt, Groningen). Het is een aardige man van 27 jaar en ik kan goed met hem overweg.

Langzamerhand wordt het gemis van zoveel zaken, die vroeger tot een normale uitrusting behoorden als je op reis ging merkbaar. Van mijn 10 Zweedsche kronen die ik van het consulaat heb ontvangen is het grootste deel reeds verdwenen.

Ik weet natuurlijk heelemaal niet hoe het thuis is, of we op het oogenblik nog iets hebben dat we ons eigendom kunnen noemen. Maar indien ons huis gespaard is en je overigens geen groote financieele moeilijkheden hebt zou ik gaarne willen, dat je me wat geld stuurde. Hoeveelheid en wijze waarop je het wilt zenden laat ik geheel aan jou over.

Zoodra je gelegenheid hebt moet je eens een vriendelijk briefje schrijven aan Mrs. Lindgren, Harbour Office, Trelleborg. Zij heeft mij op allerlei wijze geholpen en staat steeds klaar mijn wenschen te vervullen. Het is een dame op leeftijd en zij herinnert mij in veel opzichten aan Tante Trijn. Mocht het Engelsch moeilijkheden voor je opleveren dan wil Gerrit van de Brink (daar schiet me plotseling de naam te binnen, waarover ik gisteren wel een uur heb nagedacht) je wel assisteeren.

We zullen eventueel ook gaarne hollandsche kranten ontvangen. Al zijn ze wat verouderd, dat doet er niet toe. Voor ons zijn bijna alle berichten over Nederland nieuw. Weliswaar luister ik elken dag naar de radio die in ons lokaal is geplaatst, maar uit den aard de zaak zijn het alleen groote zaken die we te hooren krijgen en kleinere locale gebeurtenissen, die ook mijn belangstelling hebben, ontgaan me.

Als we hier nog lang moeten blijven ga ik Zweedsch leeren. Ik kan zoo hier en daar wel een woord verstaan, maar aan de conversatie kan ik niet meedoen. Gelukkig spreken vele Zweden Engelsch of Duitsch. Niet gaarne bedien ik me van laatstgenoemde taal, maar als het niet anders kan nu, dan moet het.

Ik heb vandaag geen lust verder te gaan met het verhaal van mijn belevenissen in gevangenis en concentratiekamp. In de komende dagen komt het "vervolg". Het allerliefste zou ik alles bewaren tot ik bij je was. Er gaat niets boven persoonlijk contact en vele kleine gebeurtenissen die ik nu moet overslaan zouden dan ten beste gegeven kunnen worden.

Laten we hopen dat ik die als ik thuis kom nog niet vergeten ben. Je zult me natuurlijk nog wel eens aan de tong moeten trekken.

Ik zit me nu al te prepareeren op de verhalen die ik aan de kinderen zal moeten vertellen. Dat wordt een zwaar karwij, lijkt me toe.

Misschien valt het wel mee als ik ze maar eerst op mijn knie heb. Als ik hier die vele lieve kleine kinderen zie loopen wordt het wel eens even bang te moede. Maar het leed der lange scheiding is nu bijna geleden. Hopelijk hebben ze van de verschrikkingen van den oorlog niet te zeer geleden.

De man die vele maanden bij Braafhart ondergedoken is geweest (afkomstig uit Den Haag) is in September 1944 in Vught gefusilleerd.

De derde man, die tegelijk met hem en Braafhart in Vught aankwam, van der Meene uit de Klomp was op 21 April nog in leven in het kamp in Oranienburg. Na dien tijd heb ik hem niet meer gezien.

Wil je eens een berichtje sturen aan Mevrouw Jongeling, per adres Uitgever Haan, Groningen, waarin je meedeelt, dat ik haar man op 28 April heb verlaten en dat hij op dien dag gezond en moedig was. Wij zijn de laatste tijd steeds met zijn drieen geweest, hij, Edouard Calic, een Kroatisch journalist uit Zagreb, en ik. Het was ons vaste voornemen zo mogelijk steeds bij elkaar te blijven, ook al omdat Edouard vele relaties had en o.a. een persoonlijk vriend is van den minister van buitenlandse zaken in het Jugoslavisch kabinet in Londen.

Mijn ontslag heeft een streep door de rekening gehaald. Misschien zijn zij rechtstreeks uit Duitschland komende wel eerder in het Vaderland dan ik. Piet Jongeling heeft vanaf 1942 in Sachsenhausen gezeten en heeft een zeer moeilijke periode meegemaakt. Gelukkig heeft God hem gespaard voor zijn vrouw en kind.

Ds Plantagie uit Dieren heeft ook nog een tijdje in ons kamp doorgebracht, maar hij is einde vorig jaar naar Dachau vertrokken. Ds Versteegt, Jan Kremer zijn vriend, is tegelijk met de andere predikanten in Februari van dit jaar naar Bergen-Belsen overgebracht. Hij was in den regel nogal zwaarmoedig, een man met merkwaardige eigenschappen.

Nog een goede week en het is Pinksteren. Toen het Kerstmis was hebben we gezegd. Misschien zijn Paschen wel thuis. Pessimisten zeiden : Het wordt weer Kerstmis. Voor mij is dit het geval. Pinksteren ben ik niet thuis. Wat zal het heerlijk zijn weer samen naar de kerk te kunnen gaan. We hebben ook nu onze godsdienst-oefeningen, maar een werkelijke kerkgang is toch heel iets anders.

Moge de Heere je blijde Pinksterdagen geven en schenke Hij je kracht om opgewekt te blijven ook onder moeilijke omstandigheden.

Hoe dolgraag zou ik weten hoe het thuis er uit ziet, of Vaders, Moeders, broers en zusters alle nog in leven zijn. 't Zal nog wel eenige weken duren voor ik iets van je hoor. Kun je je voorstellen dat het nu moeilijker is dan toen ik in het kamp was en ik in vele maanden niets hoorde. 'k Heb vandaar meermalen geschreven, ook.over het Roode Kruis. Van jou vernam ik nimmer iets, zoodat ik wel moet aannemen, dat deze berichten je nimmer hebben bereikt.

Ik heb zoo'n idee dat mijn eerste brieven uit Zweden alle tegelijk zullen aankomen. Ze gaan n.l. via het Zweedsche gezantschap en deze stuurt slechts tweemaal per week post af.

Lieve jongens, Papa verlangt er heel erg naar jullie op zijn knie te zetten. Gerard is daarvoor natuurlijk al te groot! Of niet? Jaap was vorig jaar al boos toen ik hem "klein" noemde. Yke Marij is dus de eenige die overblijft. Papa was op een groot schip op de zee. Heel mooi. Allemaal water rondom. Brrr. 't was koud hoor. Zijn jullie nog zoo bang als Mama jullie in bad stopt?

Nu ik ga eindigen. Groet alle bekenden en kus de kleintjes van me.

Weest zelf hartelijk gegroet en innig omhelsd door je

je zoo zeer liefhebbende

Henk

terug naar begin

* * * *

Nr. 7

Trelleborg, 13 Mei 1945

't Is Zondagmiddag, mijn middagslaapje is achter den rug en ik heb zin weer eens babbeltje met je te maken. Vanmorgen om half negen hebben we een godsdienstoefening gehad onder leiding van Ds Krijger. Zijn Tekst was Psalm 9:10 en 11: En de Heere een hoog vertrek zijn voor den verdrukte, een hoog vertrek in tijden van benauwdheid. En die Uwen Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij, Heere, niet hebt verlaten, degenen, die U zoeken. Ik heb er zeer van genoten. 't Was al weer zoo'n tijd geleden, dat we in Sachsenhausen onder leiding van Cees Boodt bij elkaar gekomen waren. En nu deze zoo juist gekozen tekst. Hoe heeft de Heere ons niet doorgeholpen en is Hij ons inderdaad geweest een Hoog Vertrek. Hoewel we nu alweer bijna 14 dagen in de vrijheid zijn kan ik het me eigenlijk nog steeds niet goed realiseeren. Dat komt waarschijnlijk mede daardoor, dat we nog steeds in quarantaine zitten en ons niet vrij mogen bewegen doch opgesloten blijven binnen de hekken, die rondom ons schoolgebouw staan. Vanmorgen is er weer iemand van het consulaat geweest, die gisteren uit Stockholm is gekomen. Deze deelde mede, dat wij deze week naar een ander kamp gaan. Niet naar het Hollandsche in Göteborg, maar naar een door de Denen verlaten kamp, omdat in het onze momenteel enkele gevallen van typhus zijn voorgekomen. Schrijf dus maar steeds onder mijn nummer S 002241 N Scan aan "the Netherlands Legation", Stockholm. Vandaar worden de brieven dan aan mij doorgezonden. De verschrikkingen van de laatste veertien dagen ben ik eigenlijk nog steeds niet heelemaal te boven. Nadat, in verband met de nadering der Russen al eens enkele keren alarm in het kamp heerschte, hetgeen o.a. daarin bestond dat alle arbeidskommando's in het kamp bleven en er niet gewerkt werd, kwam op 21 April voor ons eigenlijk onverwacht de mededeeling dat Sachsenhausen geevacueerd zou worden. Het zou nationaliteitengewijze gaan. Eerst de Duitschers, daarna de andere nationaliteiten. Ieder kreeg een brood van 1500 gram en 250 gram vleesch mede op weg. Aangezien het getal der gevangenen meer dan 20000 bedroeg kwam men op dien Zaterdag niet klaar. Alles was weg behalve Nederlanders en Russen. We gingen om half negen naar bed en hoopten in stiIte, dat de Russen dien nacht zouden aankomen. Om half tien werden we allen gewekt en moesten ons bloksgewijze op de appelplaats opstellen, vanwaar we in groepen van 100 man weggingen. Ik kwam met nog drie Nederlanders in een groep van 96 Russen terecht. Vanwege de grote haast waarmede nu werd geevacueerd kregen we geen eten mede en zoo begon om half elf de groote lange tocht, die ik nimmer zal vergeten. We marcheerden de gansche nacht. 't Was koud en guur. Toen het licht werd kwamen we in een dorp aan, dat reeds overvuld was met vluchtende Duitsche burgers, militairen en gevangenen. Het was de bedoeling dat we hier een poos zouden rusten, maar aangezien alles overvuld was moesten we verder. De houding der Russische medegevangenen ten onzen opzichte was allesbehalve vriendelijk en we besloten zoo mogelijk ons bij een andere groep aan te sluiten, hetgeen te midden van de drukte in een volgend dorp ook inderdaad gelukte. We marcheerden nu met de Belgen verder. We liepen de geheele dag. Gelukkig had ik nog een stuk brood in reserve (uit voorzorg was ik reeds een maand bezig eten te sparen, maar dit was erg moeilijk, omdat de rantsoenen steeds kleiner werden) en dit bewees goede diensten. Ons marschtempo was zeer langzaam, maar toch liepen we dien beruchten Zondag meer dan 60 km. Ik was doodop. Meerderen uit onze groep waren zoo vermoeid, dat ze op een gegeven oogenblik niet meer konden, Uitvielen en ter plaatse door onze begeleiders werden doorgeschoten. Ik zag zoo op mijn tocht meer dan 100 gefusilleerde gevangenen. 't Was een verschrikkelijke aanblik. Des avonds om negen uur, 't was al donker geworden en het regende pijpenstelen, arriveerden we bij een groot bosch. Hier werden we in gejaagd en hoewel het erg koud was sliep ik toch al gauw onder mijn eenige deken die ik had kunnen meenemen. Reeds vroeg, de zon was nog niet op, ontwaakte ik weer. We maakten een vuurtje om ons wat te warmen en om half zes ving onze tocht weer aan. De menschen waren zoo vermoeid, dat het marschtempo zeer was afgenomen en dien dag liepen we dan ook niet meer dan 30 km. De nu volgende nacht brachten we door in enkele boerenschuren. Ik sliep op de harde zandgrond van een varkenshok, waarin het tochtte dat het een lieve lust was. Dien morgen was ik zoo vermoeid en naar ik meende aan het einde van mijn krachten. Ik maakte dan ook tegen mijn vrienden de opmerking, dat ik meende dat dit mijn laatste levensdag zou zijn. Ik zag er uit als een geest en verlangde heel erg naar wat eten, aangezien ik sinds het begin van onze tocht zoo goed als niet had gegeten. Gelukkig gaf een Duitsch medegevangene, die mij kende uit Sachsenhausen, mij een stukje brood en hiervan knapte ik dan ook weer op. De komende dag liepen we al weer minder nl. 15 km. Onderweg was het een keer luchtalarm. We mochten ons langs de weg neervleien en we wenschten dat het luchtalarm den geheelen dag zou duren. Helaas was het na een uur afgeloopen, maar we hadden krachten verzameld. We kwamen op een groot landgoed en werden ondergebracht in een groote boerenschuur. Ook hier was geen eten. Na lang wachten kregen we eindelijk in de schil gekookte aardappelen. Ik had mijn horloge en vulpen nog (een vulpen die ik op mijn bureau in Sachsenhausen had gekregen). Ik vond een boer bereid mij hiervoor een flesch melk, een stuk brood en een stukje spek te geven. We deelden dit erg broederlijk met zijn vieren. De volgende dag lagen we steeds maar uit te rusten op het stroo en voelden ons de koning te rijk. Des avonds om acht uur kwam plotseling het bevel dat we weer verder moesten. 't Was een prachtige lenteavond en de streek waar we door liepen was wonderschoon. We werden echter door de SS dermate opgejaagd dat ons hart het bijna begaf en meerderen van ons niet meer konden en langs de weg neervielen en gefusilleerd werden. De kracht van de wil om te blijven leven en niet als een hond te worden neergeschoten deed ons volhouden. Alles wat ik nog aan, toen overtollig geachte goederen bij mij had (een rugzak, waarin verschooning e.d.) werd weggesmeten. Mijn deken was het eenige wat ik overhield. We liepen in 31 uur meer dan 21 km. Iemand die dat niet heeft meegemaakt zal het zich nooit kunnen voorstellen. De Heere was mij ook toen een hoog vertrek. Hij spaarde me bij het leven. Ongeveer middernacht kwamen we op het landgoed Beelow aan. We werden een bosch ingejaagd en dat was dan ons nieuwe kamp. Sinds enkele dagen waren er al gevangenen uit Sachsenhausen aangekomen en deze hadden hutten in of op de grond gebouwd overdekt met takken en bladeren. Wij sliepen dien nacht nog onder de vrije hemel. Den volgende morgen bleek ons, dat water in het kamp niet aanwezig was. Op twee kilometer afstand stroomde een klein beekje en daaruit konden we water gaan halen. De tocht daarheen was, oververmoeid als we waren, reeds een marteling. Ik heb me daar wat gewassen en knapte inderdaad wat op. Ons pannenmateriaal was niet groot: een etensketeltje van de soldaten en een leeg conservenblik. Piet Jongeling had nog wat havermout bij zich en ik leverde wat Maggisoep en zoo konden we dien dag ieder genieten van een beker soep. Ik had die dagen nog een flesch half gevuld met levertraan meegesleept, die ik, omdat ik er slecht uitzag, in het kamp van een Nederlander had gekregen. We deden het restant door de soep. En onze geest kwam weer in ons. In het kamp werd bijna geen eten uitgereikt. Het eenige wat we de volgende avond kregen was: twee lepels ongekookte havermout en een stukje vleesch van 20 gram. Hiervan hebben we ook soep gekookt. Achteraf verwonder je je er over, dat een mensch het nog zoolang kan volhouden met zoo'n klein beetje eten. 't Was inmiddels 27 April geworden. De toestand in het bosch werd catastrophaal. Driemaal per dag werden de dooden opgehaald op een handkar. 30 - 40 per dag, naar ik schat. Het gerucht verbreidde zich toen dat er menschen ontslagen zouden worden. De Effektenkamer, waarbij ik werkte, werd opgeroepen. Helaas werden alleen de Duitschers ontslagen. We moesten de volgende morgen terugkomen. De toeloop was ontstellend groot, met als gevolg, dat steeds groep van 10 personen werden uitgezocht. Ook nu bleken alleen Duitschers tot de uitverkore­nen te behooren. Ik meen je al geschreven te hebben, dat ik op de Politische Abteilung gewerkt had. Een van de onderofficieren merkte me op en sprak klaarblijkelijk over mij met den leider dezer afdeeling . Het volgende oogenblik behoorde ik tot de eerste tien gelukkigen. De vreugde werd aanmerkelijk gedempt door het feit, dat mijn vrienden Piet Jongeling en Eduard Calic achterbleven. 't Was natuurlijk beter dat twee achterbleven dan een, maar een bittere pil was het. Ik kreeg mijn geld ± RM 50. Leende er nog 50 bij van een SS-man, die bij ons op de afdeeling werkte en zoo aanvaarde ik de lange weg naar Hamburg. Men had mij namelijk gevraagd waarheen wenschte te gaan. Ik kon slechts zeggen naar Holland. Wittenberg, waar de Amerikanen reeds waren, was wel dichterbij, maar het leek me te gevaarlijk dit als bestemming plaats op te geven. Vandaar, dat ik de opdracht ontving me bij de Gestapo in Hamburg te melden. Ook deze 28 April, toen ik om elf uur de vrijheid bereikte, zal ik mijn levensdagen niet vergeten. Een periode van bijna 2½ jaar gevangenschap om der wille van Neerlands' vrijheid was achter den rug. Over mijn tocht vandaar naar Zweden heb ik je reeds geschreven. Ik maak dus nu een eind aan mijn verslag. Mijn eerste brieven zijn, naar ik vanmorgen van de consul hoorde, inmiddels per vliegtuig verzonden en ik heb een sterk vermoeden dat de week voor Pinksteren een blijde week voor je zal zijn, omdat je vermoedelijk in die week het eerste levensteeken sinds Augustus 1944 van mij ontvangt. Er is hier een foto van mij gemaakt. Zoo spoedig mogelijk zal ik je er een exemplaar van doen toekomen.

Lieveling, ik ben zoo gelukkig en vol goeden moed. Ik weet dat de toestand in Nederland slecht is. Mijn verlangen om mee te helpen aan de opbouw is er slechts te heviger door. Gode bevolen met al de onzen.

Een dikke zóen voor jou en de kinderen.

Je Henk.

terug naar begin

* * * *

Nr. 8

Brief 8 is onvindbaar. Gerard heeft hem in 1983-na het overlijden van zijn vader Johannes Hendrik Dulfer- nog kunnen lezen en enkele aantekeningen gemaakt. De brief is vermoedelijk vernietigd door zijn moeder -Ali Dulfer-Ploeg- i.v.m. het persoonlijk karakter van onderdelen van de brief.

Aantekeningen Gerard:

· Henk schrijft dat hij in gevangenschap veel steun gehad heeft aan de brieven van Ali.

· Over zichzelf: "Ik beur aan vele dingen niet zo zwaar, vergeet gauw moeilijkheden en zorgen en zie bijna steeds de lichtzijde."

· Spreekt over overeenkomst met huwelijk van zijn ouders.

· Over zijn Einzelhaft in de gevangenis in Scheveningen: "Ik heb vaak gedacht dat ik gek werd. En lange tijd was mijn gebed, niet dat ik in leven mocht blijven, maar of ik voor krankzinnigheid bewaard mocht blijven." Hij schrijft dat hij eens geteld dat hij in één maand 25 woorden tegen iemand gezegd heeft.

terug naar begin

* * * *

Nr. 9

Trelleborg, 17 Mei 1945.

Lieve Ali,

Sinds mijn vorige brief heeft er een gebeurtenis plaats gehad die geleid heeft tot overbrenging van alle Nederlanders naar een ander schoolgebouw in Trelleborg. Er zijn onder onze menschen eenigen die vrijwillig naar Duitschland zijn gaan werken en boven­dien een persoon die destijds als SS-er bij de Duitsche Weermacht heeft gediend. Dezer dagen was een Nederlandsche commissie van het Gezantschap hier en heeft al deze geschiedenissen onderzocht dan wel aan het licht gebracht. Eergisteravond hebben verschillende Franschen door list laatstgenoemde Nederlander en twee andere jongens een kamer van ons schoolgebouw bInnengeloodst en daar een soort volksgericht aan hen voltrokken. Ze zijn vreeselijk geslagen, zoodat ze onder het bloed zaten en in hun haar werd een hakenkruis geknipt. Er was complete opstand in het kamp. De Nederlanders trokken partij voor hun volksgenooten. Niet omdat zij niet van oordeel zijn dat deze personen niet gestraft behooren te worden, maar omdat wij allen meenen, dat straf alleen door de Nederlandsche justitie kan worden opgelegd en dat wij persoonlijk geen enkel recht hebben straffen op te leggen. Een recht dat zeer zeker geen Franschman toekomt. Het resultaat van een en ander is geweest dat Franschen, Belgen en Nederlanders in drie verschillende gebouwen zijn ondergebracht. Hoewel de Nederlanders geen schuld hebben is het toch een vervelende historie en Ds Krijger en ik, die ver­trouwensmannen van de Nederlanders zijn hebben er een drukke dag door gehad. We hebben zelfs een conferentie gehad met den politie­commissaris van Trelleborg om onze jongens terug te krijgen. Nadat wij persoonlijk voor hun veiligheid te midden der andere Nederlanders instonden heeft de politie geen gevolg gegeven aan haar voor­nemen de jongens uit veiligheid in een ander kamp onder te brengen.

Wij hebben verzocht de bestraffing der schuldigen en hoewel de commissaris hier weinig voelde heeft het gezantschap de zaak thans in handen en wordt de affaire langs diplomatieke weg met de Fransche autoriteiten geregeld. Het stelletje Franschen dat we hier hadden was een erg brutale en onsympathieke groep en we zijn dan ook erg blij van hen verlost ze zijn.

Ik ben blij je hierbij een foto van je man te kunnen doen toekomen. Zooals je zult bemerken ziet hij er niet te slecht uit, al weegt hij momenteel ook niet meer dan 135 pond. De middelste persoon is Göthe Johansson, inspecteur van politie alhier en de andere is George Irving Semper, waarover ik je reeds schreef. Hij was kapitein-vlieger bij de R.A.F. en werd in 1943 boven Akkrum van 6000 m hoogte neergeschoten. Hij ontvluchtte in April een krijgsgevangenenkamp en kwam tegelijk met mij in Trelleborg aan. Hij is inmiddels afgereisd naar Malmö en heeft naar alle waarschijnlijk­heid per vliegtuig vandaar zijn Vaderland reeds bereikt. Zoodra hij gelegenheid heeft komt hij naar Nederland om de graven van zijn in Akkrum begraven kameraden te bezoeken. Ongetwijfeld zal hij bij ons dan ook een bezoek afsteken.

Vanwege het feit dat er weer luizen bij enkelen onzer zijn gecon­stateerd er, enkele gevallen van typhus-verdachte personen zijn voorgekomen is de quarantaine weer met 14 dagen verlengd. Niet zoo leuk, maar er is niets aan te doen en vanzelfsprekend. De Zweden die onze gastheeren zijn willen niet zelf onder de luizen komen, die weer overbrengers van allerlei ziekten zijn.

Wil je aan familie en vrienden vragen mij ook te schrijven? Ik ben zoolang van alles afgesloten geweest. En er is ongetwijfeld ook bij hen zooveel gebeurd en veranderd.

De eenige kranten die hier verschijnen zijn Zweedsche en helaas heb ik het nog niet verder gebracht dan het ontcijferen van de koppen boven de berichten.

Gelegenheid om een gramatica boek te koopen heb ik nog niet gehad zoodat ik me met een woordenboekje moet behelpen en je kunt wel begrijpen, dat je alleen daarmede niet veel opschiet. De radio is dan ook zoo goed als onze eenige nieuwsbron. Het is een opmerkelijk verschijnsel dat ik nu de oorlog voorbij is me met geweld tot het meeleven in het wereldgebeuren moet dwingen. Ik constateer bij me zelf een zekere nieuwsberichtenmoeheid. Ik vind het wel goed. Wil sterk worden en zoogauw mogelijk naar jou en de kinderen. Men heeft nu weer gezegd dat ons vertrek eerder zal plaats vinden dan aanvankelijk was gezegd, maar een datum kan nog niet opgegeven worden en zoo reken ik nog maar op enkele maanden. Het is hier prachtig weer en we kunnen den geheelen dag in de zon zitten als we willen. Je weet ik was nooit zoo'n zonnevriend en zoek dan ook meestal de schaduw maar op, waar het ook gezond is. Zeg aan Wim Smit dat Tom Müller van de Bataafsche in Rathenow zat en het kort voor ons vertrek nog goed maakte. Hij was naar ik hoorde daar de geestelijke vader van de meer dan 200 Hollanders, steeds bereid tot hulp en in alles een voorbeeld voor degenen die bij hem waren. Men sprak met veel waardeering over hem en Christenen en niet-Christenen kwamen bij hem als ze in de put zaten. Het doet je zoo goed zulke dingen te hooren. Er zijn prachtige voorbeelden van zulk soort te noemen. Mede door dergelijke menschen hebben zoovelen in de kampen de moed niet verloren.

Enkele dagen geleden heb ik een brief geschreven aan Christiaan de Wit in Londen met het verzoek je te berichten, dat het met mij prima gaat. Ik heb dat gedaan om meerder zekerheid te hebben dat je zoo spoedig mogelijk een levensteeken van mij ontvangt. Ik weet uit ervaring wat het beteekent in het onzekere te verkeeren en voor jou is het dubbel erg omdat jij ook nog de zorg over onze drie kleinen hebt. Zijn ze nog zoo leuk als toen ik wegging. Kort voor ik uit Vught vertrok heb ik nog een brief van Jan en Annie en van Ru Cleveringa gehad en beiden waren opgetogen over onze spruiten. Kun je je voorstellen hoe ik er naar verlang ook hen eens heerlijk te kunnen knuffelen, met ze te wandelen en te ravotten?

'k Hoop gelegenheid te kunnen vinden hier in Zweden wat speelgoed voor ze op de kop te tikken. Ik zie hun opgetogen gezichten al. Yke Marij kan ik me natuurlijk het moeilijkste voorstellen, maar de goedige oogen van Gerard en de ondeugende van Jaap kan ik me zoo voor oogen tooveren. Wat heb ik vaak gedacht aan Gerard zijn woorden aan tafel "Papa , niet zooveel". Die voorvallen zijn jou natuurlijk ook niet uit de gedachten.

Dezer dagen las ik dat Winterswijk de eerste Nederlandsche stad was die bevrijd is en weinig van de krijgsverrichtingen heeft geleden. Hoe maakt Opa het? Ik hoopte van harte dat hij den dag der bevrijding heeft meegemaakt. Ik heb hier reeds alle pogingen gedaan om de verblijfplaats van Heleen Rietberg op te speuren, maar zoover ik heb kunnen nagaan is ze niet in Zweden aangekomen. Wel kwamen er enkele honderden vrouwen, die vroeger in Vught gezeten hebben. Ik zal probeeren bij hen navraag te doen. Misschien kunnen zij mij wel nader inlichten.

Lieveling, als je eens wist hoe sterk ik naar jou verlang en er naar hunker je weer eens in mijn armen te nemen als vroeger. Je bent voor mij mijn alles en ik hoop zoo van harte dat ik je weer in volkomen gezondheid, lichamelijk en geestelijk sterk, terug ontvang. Geve de Heere ons verder een rijk gezegend huwelijk en zij ons leven Hem gewijd.

Vele kussen voor jou en mijn lieve jongens en mijn kleine meiske, die wel echt Moeders trots zal zijn (ja de jouwe meen ik.)

Je Henk

terug naar begin