|  
              Hoofdpersonen:  | 
    		 
    		
            	| 
            	 
		 | 
           
          
              | 
           
         
        
         
         
      
        Hier kan een foto komen uit de map fotos, met 
          een onderschrift in de style 'onderschrift' en een vert. space 3.  | 
        | 
        
           
           
          Aan het begin van de 20ste eeuw, rond het jaar 1900, stond Ede voor 
          een kentering; de kentering van eenheid naar grote verscheidenheid. 
          In de voorgaande eeuw was Ede een agrarische samenleving, die verder 
          gekenmerkt werd door een grote kerkelijke eenvormigheid. Rond de eeuwwisseling 
          telde het dorp Ede ongeveer 8000 inwoners. Bijna iedereen was lid van 
          de Hervormde kerk, al bezocht niet iedereen trouw de kerkdiensten. Alle 
          eeuwen door waren er in het dorp schoenmakers, timmerlieden, smeden 
          en winkeliers, meer- en minder-gegoeden. Maar al deze mensen waren ook 
          nog boer: ze hadden vaak hun eigen stukje grond, hun varken of hun kippen. 
          Dat houdt echter omstreeks 1900 op. Door de bebouwing van de Stationsweg, 
          de komst van de kazernes en de vestiging van de ENKA komen er in Ede 
          heel andere mensen wonen, met andere idee�n, ook wat betreft geloof 
          en kerk.  
        Er kwam dus een einde aan de eenheid in levensomstandigheden, waardoor 
          ook de culturele eenheid verbroken werd. In levenswijze en kleding was 
          steeds meer te zien, wie boer was en wie in 't dorp woonde. Ook kwam 
          er steeds meer variatie in levensovertuiging.  
          
         
         
           
          In 1850 was 95% van de bevolking Hervormd; hoewel velen alleen ter kerke 
          kwamen bij huwelijksbevestiging en op oudejaarsavond (Nijenhuis, 1977). 
          Deze kerkelijke eenheid, die Ede steeds gekenmerkt had, was al be�indigd 
          door de Doleantie, die hier in 1887 plaatsvond. Rond 1900 was de situatie 
          op kerkelijk gebied nog zeer overzichtelijk. Er waren slechts twee kerkgenootschappen, 
          ieder met ��n predikant. Beiden waren orthodox in leer en leven. Er 
          was slechts ��n kerkgebouw: de oude hervormde kerk midden in het dorp. 
          Een eindje verderop kwamen gereformeerde mensen 's zondags bijeen in 
          een voormalig koetshuis.    
        Omstreeks 1900 was er nog sprake van een grote eenheid wat geloofsbeleving 
          betreft. Binnen een eeuw maakten de ene kerk (en de ene school) plaats 
          voor tientallen andere, die zich in bijna verwarrende verscheidenheid 
          manifesteerden (Van 't Veld, 2000).    
         
           
           
          Ook op het terrein van het onderwijs was er onder de bevolking eenheid 
          van uitgangspunten. Tot 1890 bezat Ede slechts ��n (openbare) school. 
          Het onderwijs had hier echter een christelijk karakter. De kinderen 
          leerden er psalmen, er werd bijbelonderricht gegeven, het schoolhoofd 
          was zelfs per traditie voorlezer in de hervormde dorpskerk, later de 
          Oude Kerk genoemd. In 1890 ging deze eenheid teloor. Er werd een 'School 
          met den Bijbel' gesticht door de kerkenraad van de (Nederduitsch) Gereformeerde 
          Kerk.   
         
           
      Waren er rond de eeuwwisseling
      nog maar een paar politieke partijen, bij de gemeenteraadsverkiezing van
      1929 hadden de inwoners van Ede de keuze uit dertig partijen, van
      communisten en vrijdenkers tot Anti-Revolutionaire Partij(ARP) en
      Staakundig Gereformeerde Partij (SGP).   
         
          
      
        - T. van 't Veld, De kerk als moeder, Kerken en geloofsgemeenschappen
          in Ede in de twintigste eeuw, Deel I: De oudste drie, Vereniging Oud
          Ede, Ede, 2000
 
        - Dr H.J. van Eck Boeren en Fabrieksarbeiders Een sociografie van de gemeente
Ede Uitgeverij Contact, Amsterdam, 1938
 
       
 |