Home Contact Sitemap familieboom
Terug naar de vorige pagina
 

Johannes Hendrik Dulfer (1912-1985)

In Memoriam

Meer informatie

Lieve Moeder, familie, vrienden en bekenden,

Velen hier aanwezig, zo niet allen, zullen weten en begrijpen dat vandaag, op de dag dat wij JOHANNES HENDRIK DULFER begraven, de dankbaarheid en niet het verdriet overheerst; hoewel er natuurlijk wel tranen zijn. En wij zijn hier met de stellige zekerheid dat hij het zelf ook zo, en niet anders, gewild zou hebben. Het was hem goed te sterven. Hij heeft er naar uitgezien. Maar het zou niet in zijn lijn liggen om bij het sterven stil te staan. Wij willen omzien in dankbaarheid en vooruitzien met hoop en vertrouwen.
Hoewel geboren in Leeuwarden lag zijn jeugd vooral hier. Hij was een zoon van Ede. In deze plaats kreeg hij een belangrijk deel van zijn vorming. In het bijzonder de Jongelingsvereniging droeg daar aan bij. Hij leerde er dat geloven "werken aan de wereld" is. Via veel aktiviteiten en als lid van vele besturen ontwikkelde hij zijn gaven, vooral ook die van organiseren en besturen. Via het verenigingsleven leerde hij ook de onderwijzeres Ali Ploeg kennen. Zij trouwden kort voor de oorlog.
De oorlog, die toen zo'n ingrijpende invloed op zijn leven had, en dat ook lang daarna nog zou hebben. In 1942 werd hij door de bezetter opgepakt en opgesloten. Drie jaren bracht hij door in gevangenissen en kampen; eerst in Nederland, daarna in Duitsland, Vlak voor de bevrijding werd hij met zijn medegevangenen gedwongen het kamp Sachsenhausen te ontruimen. De "dodenmars" begon. In het bos van het landgoed Beelow brachten uitputting en verschrikking hem oog in oog met de dood. Hij werd gered. Op 4 mei 1945 - net aangekomen in Zweden - schreef hij in zijn eerste brief: "'t Is me nog onbegrijpelijk dat ik aan deze Duitsche hel ben ontsnapt. De Here zorgt! Hoe wonderlijk zijn zijn wegen. Honderden zijn gestorven. En mij spaarde Hij!". Die eerste brief toonde hem ook anderszins zoals hij was, bijv. als punctuele organisator. Hij vroeg Moeder al haar brieven van een volgnummer te voorzien, zoals hijzelf ook deed. Vier dagen later had hij het al zo georganiseerd dat hij voor het schrijven van brieven aan haar over een typemachine kon beschikken.
Hij begon aan zijn tweede leven. Een ongelooflijk wonder. Een Godsgeschenk, waarvan hij alle jaren daarna immer getuigde. Wat een wonder dat hij dat nog mocht beleven. Zoals de geboorte van 2 dochters uit zijn zogenaamde "tweede huwelijk". De start van dat leven was, ook voor Moeder, niet gemakkelijk. Zij hadden gescheiden, elk op eigen wijze, zo ontzettend veel meegemaakt. Vader kwam -zoals later bleek- geschonden, maar ook geweldig verrijkt de oorlog uit. Zijn geloof bepaalde in sterke mate zijn houding in de oorlog. Maar hij ontdekte dat Gods wereld zoveel rijker, zoveel ruimer was dan het gereformeerde wereldje waarin hij vóór die tijd leefde. Met christenen van andere kerken, met socialisten, liberalen en communisten had hij kontakten die hem diep troffen en die veel voor hem betekenden.
Hij stortte zich na zijn terugkeer snel weer in het werk. Eerst opnieuw in de verfverkoop, later in de protestantse uitgeversbranche: Centraal Weekblad, de bladen van Zomer en Keuning in Wageningen, en tenslotte het dagblad Trouw. Veel werk met colporteurs en agenten om het aantal abonnees van deze bladen te vergroten. Omzetverhoging, maar vooral ook kontakt met mensen. Met zijn mensen, voor wie hij soms voor dag en dauw op pad ging omdat zij in hun privé-leven zijn assistentie en aandacht nodig hadden. Organiseren en het ontmoeten van mensen was zijn lust en zijn leven. Reizend door het hele land gebruikte hij de mogelijkheden die zijn baan hem bood om kontakten met vrienden en bekenden te onderhouden. Zo gauw hij in de buurt kwam wipte hij aan om even een praatje te maken en een kop koffie te drinken. Bliksembezoeken waren het vaak. Wij plaagden hem ermee: de voordeur in, de achterdeur uit. Hij reisde weer verder. Het leek wel of hij geen rust had; hij was altijd onderweg. Het heeft hem en de familie getroffen dat zovelen, toen hij niet meer kon reizen, naar hem toekwamen.
Zijn aktiviteit beperkte zich niet tot het directe werk. Het strekte zich ook uit tot de school (waarvoor hij zich eerst in Ede en later in Amsterdam inzette), de kerk (in Wageningen en Amsterdam-Bijlmermeer) en de Anti-Revolutionaire Partij. Zijn gaven voor organisatie en bestuur kon hij daar ten nutte maken. Hij kon ruim zijn en wars van bekrompenheid, maar ook werd hij gekarakteriseerd door rechtlijnigheid en door - niet altijd even gemakkelijke- onverzettelijkheid. Hij was vooral een man van doen en hij had hart voor de zaak.
Hij was ook een man met gebreken en tekortkomingen. Het zou hem een ergernis geweest zijn als dat in dit verhaal niet zou doorklinken. Hij kon een tikkeltje ijdel zijn. Ondeugd verried zich in een karakteristieke glimlach. Hij maakte fouten, maar was bereid om die - ook tegenover zijn kinderen - toe te geven. Hij was een man die in praktijk probeerde te brengen dat je de zon niet over je toorn moet laten ondergaan. Een man ook die wist dat je na berouw niet bij je fouten stil moest blijven staan, maar gelovig verder moest, en kon. Zijn karakter maakte hem dat gemakkelijk. Hij was geneigd de zonzijde te benadrukken en Gods goedheid. Hij schreef eens:" ik beur aan vele dingen niet zo zwaar, vergeet gauw moeilijkheden en zorgen, en zie bijna steeds de lichtzijde." Zwaarmoedige preken lagen hem niet. Hij zong het liefst lofpsalmen.
Het huwelijk met Moeder had een bijzondere diepte. Zij maakten samen vele moeilijke en ingrijpende periodes door, waarin veel, soms alles, op het spel leek te staan. Wat is het moeilijk te begrijpen dat de verrijking van een relatie langs zulke barre wegen moet gaan. Wat hebben ze veel voor elkaar kunnen betekenen. Toen hij niet meer de voortrekkersrol kon vervullen stond Moeder achter hem om de zorg over te nemen. Wij - als kinderen - zijn dankbaar voor de wijsheid, liefde en trouw waarmee U Vader steeds terzijde hebt gestaan. Hij was lang niet altijd een gemakkelijke man; niet voor zijn vrouw, niet voor zijn kinderen. Hij was geen geëmancipeerde man; zijn dochters hebben hem daarmee vaak op de hak genomen. Maar hij was een man met een hart, een man met veel liefde. Zijn zorgzaamheid voor Moeder bleef tot het laatst een prominente plaats innemen. Voor zijn kinderen reisde hij - toen het nog kon - stad en land af om iets voor hen te doen, hen op te halen of weg te brengen, of gewoon even bij hen te zijn. Een man die heel bewust en met overgave een Vader wilde zijn, ook voor zijn aangetrouwde kinderen.
Tweemaal in zijn leven, tegen het einde van zijn "eerste leven" en nog eens, tegen het einde van zijn "tweede leven", heeft hij moeten ervaren wat het betekende om niet te kunnen spreken. Eerst in de gevangenis in Scheveningen, waar hij 6 maanden Einzelhaft kreeg. Hij schreef vlak na de oorlog: " Ik heb eens nagegaan dat ik in een maand tijds niet meer dan 25 woorden tot iemand heb gesproken om de eenvoudige reden, dat ik er geen gelegenheid voor had!" Nu, de laatste jaren, was het spreken hem door de afasie vrijwel onmogelijk geworden. Dat heeft hem heel erg veel verdriet en pijn bezorgd. Hij was "een mens voor de gemeenschap en geen individualist, die geheel alleen zijn weg wel vindt." Daarom was het zo belangrijk dat velen van U hem in de afgelopen jaren bleven opzoeken. Vandaag willen wij als familie in het bijzonder onze dank uitspreken aan die kleine groep van vrienden die hem met niet aflatende trouw wekelijks opzochten en hem "als engelen omringden".
Dankbaar zijn wij ook voor wat de staf en het personeel van de Breukelderhof, en met name van de afdeling Kristal, voor Vader (en voor ons) hebben gedaan. Hun zorg en liefde gaf inhoud aan die naam Kristal, een edelsteen. Die naam, die vertelt hoe kostbaar en bijzonder ieder mens is. Ook deze mens. Wij zullen hem missen zoals hij was, in het verre en in het nabije verleden. Hij was een mens om van te houden.

Maar zoals hij het gewild heeft kijken wij vooruit, vol hoop en vertrouwen naar de toekomst.

Uitgesproken door Gerard Dulfer