Home Contact Sitemap familieboom
Hoofdpersonen:
Meer informatie

 

 

 

Bewijs van betrouwbaarheid van Yke Dulfer-Hieminga

 

Hendrik Dulfer (1885-1976) en Yke Hieminga (1889-1972)

OORLOG 1940-1945

In 5 november 1942 werd Hendrik door de Duitsers gearresteerd, tezelfdertijd als zijn zoon Henk, en op 6 november 1942 binnen gebracht in de gevangenis van Scheveningen (gevangene nummer 9287). Hij kwam op 14 mei 1943 weer vrij. 

8 september 1944: baanvak Utrecht-Ede onbruikbaar (zie Boeree over rol Hendrik)

In September 1944 riep de Nederlandse regering in Londen op tot een spoorwegstaking. Hendrik vond staken buitengewoon moeilijk. Het draaiend houden van het spoor was voor hem een heilige plicht. Dochter Loes denkt dat Vader misschien ook bezorgd was over het negatieve effect dat zijn staakgedrag zou kunnen hebben voor Moeder Yke en schoondochter Ali Dulfer-Ploeg (zoon Henk zat nog steeds gevangen). Zouden de Duitsers hen wellicht aanpakken als hij onderdook?

Volgens zoon Henk (zie toespraak bij begrafenis) wist Vader zich in sterke mate dagelijks verantwoordelijk voor het leven van duizenden treinreizigers. Deze verantwoordelijkheid drukte hem zo zwaar en hield hem 46 jaren zo in de ban, dat hij in de Tweede Wereldoorlog de grootste moeite had het werk van sabotage door de Ondergrondse aan spoorbruggen en spoorlijnen te kunnen aanvaarden. Het leven van de treinreizigers, hoewel hij ze persoonlijk meestal niet kende, waar hij jaren voor gezorgd had, ging hem ook in die tijd ter harte, en deze sabotagedaden brachten bij hem grote spanningen teweeg. Dat hij door de Duitsers zes lange maanden in de gevangenis te Scheveningen werd vastgehouden, was op geen enkele wijze geen enkele wijze van invloed op zijn instelling, "veiligheid voor alles".

De ondergrondse moest Hendrik uiteindelijk dwingen om zijn werk te staken en onder te duiken. Dochter Auk werkte op dat moment tijdelijk in het Johannieterziekenhuis in Bennekom. Zij regelde dat Vader een week in het ziekenhuis opgenomen werd. Na deze 'medische onderduikperiode' trokken Vader en Moeder in bij hun schoondochter Ali Dulfer-Ploeg en haar 3 kinderen, Grootestraat 13 te Ede. Vandaar verhuisden ze naar Marie de Nooij in de Brouwerstraat in Ede. 

Noot: Volgens Auk moest Hendrik onderduiken omdat de Duitsers hem verantwoordelijk hielden voor het niet voorkomen van het opblazen van de spoorlijn richting Utrecht door het verzet. Auk bracht Hendrik met een taxi naar het Johannieter ziekenhuis. Toen ze alleen terugkwam bij het huis aan de Stationsstraat, stond daar een Duitser die haar  taxi wilde gebruiken. Voor dit geregeld was reed de taxi echter weg. De Duitser was woedend. Auk moest zich eruit praten. Auk bleef nog enige tijd in het huis aan de Stationsstraat. Ze verborg zich vaak in een schuilkamertje achter een van de kleine slaapkamers. 

De meubels uit het huis aan de Stationsweg werden op een platte wagen naar de boerderij van Braafhart (ook werkzaam op het station Ede-Wageningen) gebracht. Veel kostbaarheden, waaronder tin, muziekboeken enz, werden in kisten gestopt en begraven in het kippenhok achter het huis aan de Stationsstraat (Loes) of achter het huisje aan het einde van de tweede tuin (Auk). Maar Duitse spoorwegbeambten zochten het terrein af waarbij ze met ijzeren staven in de grond prikten. De kisten werden gevonden en de inhoud geroofd.

Op een dag ging moeder Yke samen met Loes kijken in hun huis bij het station Ede-Wageningen (Stationsweg 133). In de kelder vond Moeder een onnozel houten eierrekje. Ze nam het ondanks protest van Loes mee, verstopt onder haar bontmantel. Buiten werden ze aangehouden door een duitse spoorbeambte. Ausweis laten zien. 'Wo is Ihr Mann?' vroeg hij Yke: 'Boven de rivieren. 'k Wou dat ik wist waar hij was.' Ze moest mee naar de Ortskommandantur in het dorp. Loes nam de benen, leende bij kennissen een fiets en reed snel via een achterweggetje naar de Grotestraat om Vader te waarschuwen. 'Moeder is opgepakt'. Daar wachtte ze met Alie op bericht over Moeder. Hendrik dook meteen onder bij de familie ..... 

Om 5 uur 's middags kwam Moeder aanwandelen. Ze was vrij gelaten. Men had haar ondervraagd over de verblijfplaats van Hendrik. Ze had een sc�ne opgevoerd en huilend gezegd "'k Wou dat ik wist waar hij was". Ze moest beloven dat ze zich meteen kwam melden als Vader terugkwam. De Duitsers hebben overigens nooit huiszoeking gedaan. 

Hendrik en Yke doken meteen onder bij de zusters Cor en Anne de Nooij, die diep in het onderduikersverzet zaten.  Later -toen de grond daar te heet onder de voeten werd- bij de familie Schraa (buurman van Ko en Anne de Nooij). Schraa was hoofd van School met den Bijbel B aan de Telefoonweg. 

Dochter Auk kreeg gewoon een Ausweiss om samen met een collega-verpleegster Em(my) Wiebenga per fiets naar het noorden te gaan om eten te zoeken/kopen. Op de terugweg uit Friesland ging Lies van Tuinen, die daar enige tijd was geweest, ook mee naar Ede. Auk had o.a. twee kazen, vet en boter bij zich. De brug bij Zwolle was afgesloten. Ze moesten toen in Wijhe (of Olst) de IJssel oversteken. Tijdens een overnachting werd een halve kaas gestolen. Auk heeft er in 2001 wel begrip voor dat andere onderduikers een deel meenamen.

Inmiddels had Hendrik nog wel de zorg voor ander spoorpersoneel dat ook staakte. Volgens dochter Auk haalde hij (maandelijks?) geld op bij de bank, verdeelde dit in enveloppen en zorgde dat die bij het spoorpersoneel kwamen. Vermoedelijk ging het om geld dat door bankiers in het geheime 'Nationaal Steunfonds' was ondergebracht. Binnen dit steunfonds speelden de gebroeders van Hall een cruciale rol (zie boek van Milja van Tisedlhof, Banken in bezettingstijd, Contact, 2003).

Na enige tijd moesten Hendrik en Yke hun onderduikadres bij de dames de Nooij verlaten. Ze doken toen onder bij meester Schraa (buurman van Ko en Anne de Nooij). Meester Schraa was (boven)meester van de School met de Bijbel B aan de Telefoonweg. Kleinzoon Gerard zat later bij hem in de klas en werd door hem in de zesde klas voorbereid op toelating tot de HBS.

Loes zag na de oorlog een jonge vrouw in ��n van haar (geroofde) jurken lopen. Het was een speciale jurk, gemaakt van twee oude jurken. Ze hield de vrouw staande, maar die beweerde dat ze hem gekocht had. Het was een vrouw die met Duitsers omgegaan was. De politie zei tegen Loes dat ze niets konden doen.

Zie verder Yke's bewijs van betrouwbaarheid van juni 1945.

Spoorwegstaking 1944

Zie literatuur.

 Literatuur

�         Th. A. Boeree, Kroniek van Ede gedurende de bezettingstijd, Drukkerij J. Frouws & Zoon, Ede, 1949

�         H. van Wijnen & M.H. Snijders, Zo lang wij leven, Drukkerij v/h Ter Hoeven, Velp, 1965

�         J.A.Faber (redactie), Het Spoor, 150 jaar Spoorwegen in Nederland, Meulenhoff Informatief, Amsterdam, 1989

�        V. Lagerwij & G. Plekkringa, Ede 1940-1945, BDU N.V., Barneveld, 1990