In Memoriam Gerrit Hendrik Dulfer

Overleden 13 juni 1967

Begraven 17 juni 1967 op de Algemene begraafplaats te Ede.

In memoriam uitgesproken door zijn zoon Henk (Johannes Hendrik) Dulfer.

 

Lieve moeder, familie, vrienden en bekenden en belangstellenden.

 

Nu wij hier bij elkaar zijn om het stoffelijk omhulsel van Gerrit Hendrik Dulfer te gaan begraven, wil ik nog graag even een blik werpen op het leven van deze innig geliefde man, vader en grootvader, die ook van buiten zijn enge familiekring zoveel sympathie heeft mogen ontvangen. Ik wil u iets vertellen over mijn vader die bijna 50 jaar in deze plaats mocht wonen en werken.

 

Vader kwam uit een gezin met 6 broers en zusters, waarvan er 4 op vrij jeugdige leeftijd werden weggenomen. Ook vader scheen niet oud te zullen worden. Reeds kort na zijn huwelijk werd hij ernstig ziek en moest in een sanatorium worden opgenomen. Maar toen hij daarna in 1919 in Ede zijn werkkring vond, ging de zon over ons gezin op en waren er zelden donkere wolken.

 

Zes en vijftig lange jaren mochten vader en moeder elkaar tot steun zijn, veel voor elkaar betekenen en genieten van hun kinderen en kleinkinderen, hun hechte vriendenkring, en van de vele goede dingen die God hun gaf.

 

Vader was een wijs, verstandig en evenwichtig mens, die dicht leefde bij zijn God, daar niet veel over sprak, maar door zijn levensinstelling en gedrag er getuigenis van aflegde een kind van zijn Heer te zijn.

Hij wist wat hij kon, doch was allerminst een succesjager of show‑man. Met de hem geschonken gaven werkte hij, maar om gunst of eer was het hem niet te doen. In eenvoud ging hij zijn weg, arbeidende aan dat wat hij meende dat

God hem te doen gaf.

 

Dat werk was in de eerste plaats "de spoorwegen", "de N.S.", de Dienst Weg en Werken. Vader wist zich in sterke mate dagelijks verantwoordelijk voor het leven van duizenden treinreizigers. Deze verantwoordelijkheid drukte hem zo zwaar en hield hem 46 jaren zo in de ban, dat hij in de Tweede Wereld oorlog de grootste moeite had het werk van sabotage door de Ondergrondse aan spoorbruggen en spoorlijnen te kunnen aanvaarden. Het leven van de treinreizigers, hoewel hij ze persoonlijk meestal niet kende, waar hij jaren voor gezorgd had, ging hem ook in die tijd ter harte, en deze sabotagedaden brachten bij hem grote spanningen teweeg. Dat hij door de Duitsers 6 lange maanden in de gevangenis te Scheveningen werd vastgehouden, was op geen enkele wijze geen enkele wijze van invloed op zijn instelling, "veiligheid voor alles".

 

Vader was afkomstig uit een hervormd gezin. In zijn geboorteplaats Winterswijk was de vrijzinnige richting toonaangevend en zijn ouders, terugdeinzend voor de moeilijke stap met de kerk der vaderen te breken, hadden zich aangesloten bij een kleine groep hervormden, die zich als een zgn hervormde evangelisatie hadden verenigd. Tot onderscheid van jaren gekomen deed vader uit volle overtuiging belijdenis in de gereformeerde kerk en was hij daarvan in alle bescheidenheid den trouw en meelevend lid.

Was het deze kerkelijke afkomst, die hem al heel vroeg op het pad der oecumene bracht?

 

Een feit is, dat hij reeds in het begin der twintiger jaren met zijn vrienden, waarvan er zijn ontslapen en anderen nog

in leven zijn, ernstige pogingen in het werk stelde om tot samenwerking met hervormden te komen op schoolgebied 

Het was voor vader een schone dag toen in het najaar van 1923 het symbool van deze met veel aarzeling begonnen coöperatie, de ulo‑school aan de Beukenlaan, geopend kon worden. Die school heeft bijna 25 jaren lang als haar secretaris en later als haar secretaris‑penningmeester zijn volle aandacht en de liefde van zijn hart gehad.

Hier mag ik wel zeggen dat hij zich, juist bij het ouder worden, steeds weer intens verblijdde over de groeiende samenwerking op verschillende levensterreinen van allen die Christus als hun Heiland en Koning erkennen.

De hartelijke samenwerking die in Ede zich op schoolgebied heeft ontwikkeld deed vader buitengewoon goed, vooral ook omdat hij wist dat daarmede Zijn Heer werd gediend.

 

Om de dienst aan Zijn Heer ging het hem en het zal voor u niet vreemd zijn te horen dat hij behoorde bij de eerste honderd mensen, die zich om de nog jonge N.C.R.V. schaarden, iets wat in de beginperiode allerminst vanzelf­sprekend was.

 

Vader had begrip voor de zich op allerlei gebied voordoende ontwikkeling. Hij was niet star en stug. Prees niet eenzijdig de zgn goede oude tijd, maar had een open oog voor het vele nieuwe en vele goede dat zich in deze dagen aan onze ogen voordoet. Met een milde glimlach kon hij zich herinneren ook meegelopen te hebben in de parade der mannenbroeders, had hij oog voor veranderde tijden en veranderde gewoonten en de eisen die nu gesteld worden. Zo had hij een goede band niet alleen met zijn eigen kleinkinderen, wier werk en studie altijd weer zijn belangstelling hadden, maar in het algemeen met alle jonge mensen die met hem in aanraking kwamen.

 

Vereenzaamd waren vader en moeder allerminst. Samen stonden zij nog midden in het leven en genoten van het goede der aarde.

Langzaam is, kort na zijn verjaardag in het vorig jaar, voor ons duidelijk geworden dat zijn leven ter kimme neigde. Enkele malen moet hij worden opgenomen en toen hij op 6 maart j.l. opnieuw naar het Streekziekenhuis ging, wisten we dat hij dit niet levend zou verlaten. Lange weken is hij daar liefderijk verpleegd. Uitermate vermoeid, Gode zij dank, zonder pijn, heeft hij gewacht op zijn Heer, na nog met blijdschap te hebben vernomen, dat hem een achterkleinkind was geschonken. De aftakeling van het lichaam nam toe en het spreken viel hem moeilijk, maar als een kind heeft hij zich ook in deze tijd van zijn leven veilig gevoel bij zijn Heer, genietend van de liefde van zijn vrouw, kinderen en klein kinderen. 

 

We zijn heel verdrietig, maar als familie dankbaar voor de rijke zegen die wij in deze man, vader en grootvader onverdiend hebben mogen ontvangen.

In de vrede van Christus is hij j.l. dinsdagavond kalm en zacht gestorven.

Als ik een omlijsting zou mogen leggen om dit portret van mijn vader zou het zijn met de woorden die hem zo na aan

het hart lagen:

 

God heb ik lief, want die getrouwe Heer hoort naar mijn stem

&

Geloofd zij God met diepst ontzag, Hij overlaadt ons dag aan dag met Zijne gunstbewijzen.